BLOG: Zo werkt de identificatieverplichting van gemeenten in het sociaal domein
vrijdag 13 september 2024
Gemeenten zijn bij de uitvoering van publieke taken vaak wettelijk verplicht om de identiteit van de betrokkene vast te stellen. Hoe werkt dat in het sociaal domein, bijvoorbeeld bij de Participatiewet? Whitney Naomi van den Brand van L2P deelt de actuele ontwikkelingen, en de inzichten en voorbeelden uit de praktijk.
Gemeenten hebben voor de uitvoering van taken in het sociaal domein te maken met diverse wetten en richtlijnen. Denk aan de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Een belangrijk vraagstuk hierbij is de identificatie van de persoon die een beroep doet op de gemeentelijke dienstverlening.
Om misbruik van publieke middelen te voorkomen, zijn gemeenten verplicht om de identiteit van een aanvrager vast te stellen. Een complex vraagstuk daarbij is of het juridisch is toegestaan - of juist is voorgeschreven - om hiervoor een (kopie van een) papieren identiteitsbewijs te gebruiken.
De wettelijke vereisten rond identificatie
De Participatiewet bepaalt dat gemeenten de identiteit van een aanvrager bepalen aan de hand van officiële documenten, zoals een paspoort, identiteitskaart of rijbewijs. De wet stelt dat daarvoor een document ter inzage moeten worden verstrekt. Er is geen duidelijke wettelijke basis om als gemeente een kopie van een identiteitsbewijs te maken (en eventueel ook te bewaren). Hetzelfde beginsel geldt voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waarin de identificatieverplichting voor de gemeentelijke dienstverlener vergelijkbaar is met de regeling in de Participatiewet.
Op 1 januari 2025 treedt de Participatiewet in balans in werking, die wijzigingen regelt in onder andere de Participatiewet. In het wetsvoorstel is opgenomen dat een gemeente een bijstandsaanvraag volledig digitaal mag afhandelen, namelijk via DigiD. Bij twijfel kan de gemeente om een officieel document vragen en legitimatie aan de balie. Een twijfelgeval kan inhouden, dat er aanwijzingen zijn dat iemand zich voordoet als een ander, of als de persoonsgegevens onvolledig zijn via DigiD. Een ander voorbeeld van een twijfelgeval is als er een geschiedenis is van fraude of misbruik van publieke middelen door de aanvrager.
De uitdagingen voor de gemeentelijke praktijk
In de verschillende wetten en richtlijnen in het sociaal domein ontbreekt een eenduidig en helder kader om als gemeente de identificatie van een aanvrager uit te voeren. Geen enkele wet vermeldt expliciet dat een kopie van een identiteitsbewijs juist en voldoende is. Daarnaast geeft de wet- en regelgeving geen duidelijke handvatten voor de omgang met papieren identiteitsbewijzen, zoals de verwerking en de opslag van (digitale) kopieën. Dat kan leiden tot verwarring en inconsistentie in de uitvoering.
Opvallend is ook dat de Wet digitale overheid (Wdo), die publieke dienstverleners verplichtingen oplegt voor veilig en betrouwbaar inloggen, geen eisen stelt aan het gebruik van papieren identiteitsbewijzen en de kopieën daarvan.
De uitvoering van de Wet eenmalige energietoeslag 2023 geeft een indruk van de complexiteit van de situatie. Bij de aanvraag van de energietoeslag moesten aanvragers een kopie van een identiteitsbewijs verstrekken. De VNG benadrukte dat de kopieën op grond van de AVG na inzage vernietigd moesten worden. Maar deze aanpak vergroot de administratieve lasten voor gemeenten en creëert het risico op identiteitsfraude.
Digitale identificatie als basis
De regels over de identificatieverplichtingen rond gemeentelijke dienstverlening kunnen soms verwarrend zijn. Het is duidelijk dat digitale identificatie via DigiD steeds gebruikelijker wordt. Toch is identificatie met een (kopie van een) papieren bewijsstuk in het sociaal domein in sommige gevallen nog steeds noodzakelijk.
Een voortdurend aandachtspunt hierbij is de naleving van de AVG. Artikel 5 van de AVG betekent onder andere dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk. Als er een kopie van een identiteitsbewijs is gemaakt, dan is het dus niet altijd toegestaan om deze nog te bewaren als de authenticatie en verificatie goed zijn afgerond. Gemeenten staan voor de uitdaging om in elke situatie nauwkeurig na te gaan in hoeverre de verwerking en de vernietiging van kopieën van identiteitsbewijzen noodzakelijk zijn. Een zorgvuldige omgang met gevoelige persoonsgegevens is natuurlijk essentieel om te voldoen aan de AVG, maar ook om de risico's op identiteitsfraude te verminderen.
De wetswijziging als gevolg van de Participatiewet in balans maakt het proces rond bijstandsaanvragen naar verwachting eenvoudiger en sneller. DigiD vervult daarbij een sleutelrol. Maar verificatie via papieren identificatiebewijzen blijft een belangrijke aanvullende maatregel. Het is voor gemeentelijke dienstverleners in het sociaal domein voorlopig dan ook raadzaam om bij twijfel een papieren identificatiemiddel te vragen.